Tijden veranderen: bestrafte mannenliefde

0
251

Op 28 november 1730 (blz 488) stuurden de Burgemeesters en Raad van Groningen een brief aan de bestuurders van de provincie Friesland. In die brief schreven ze over de arrestatie van ene Zacharias Wilsema, die de gemoederen in die tijd flink bezighield:

Wij sijn geinformeerdt geworden dat seker Zacharias Wilsema tot Utregt gevangen en gedetineerd sijnde geweest over dat schuldigh waar an de gruwelijke sonden van Sodomie en hetselve met diverse personen in meest alle de geassocieerde Provintien geperpeteerd soude hebben.

Met onze moderne ogen is het lastig te bevatten wat hier precies staat. Wat was nou de grote misdaad waar de Hoge Heren met elkaar op bestuursniveau over moesten corresponderen? ‘Sodomie’, oftewel de liefde tussen mannen. In een relatief korte brief deed het Groninger stadsbestuur behoorlijk zijn best om in verschillende termen uit te drukken wat ze van homoseksualiteit vonden. Ze noemden het ‘gruwelijke sonden’, ‘ondaeden’, ‘gruwelen’, ‘enorme crimen’, ‘gruwelwerck’ en ‘vuile handel’. Het is duidelijk dat homofobie in deze tijd hoogtij vierde. Zacharias Wilsema (tegenwoordig spellen we de naam meestal als Wilsma) getuigde, wellicht onder dwang, tegen mannen die hij zou kennen uit de homoscene. Zijn arrestatie was het startschot van een jacht op homoseksuele mannen in heel Nederland. In Groningen nam dit misschien wel de meest gruwelijke vormen aan. Bij de sodomieprocessen in Faan was de lokale jonker Rudolph de Mepsche verantwoordelijk voor de executie en marteling van 24 mannen, veelal zijn politieke tegenstanders.

Ook in Groningen vonden processen plaats. Een weiland,  was de plek van de processen. Tot 1860 stond Huis Bijma (of Huis te Faan) op deze plek met een kleine kerk ernaast. De veroordeelden werden gemarteld en verbrand op een brandstapel, en hun eigendommen werden gebruikt om de rechtszaak te financieren.

In de bovengenoemde brief werd ook een Groninger ‘verdachte’ genoemd, namelijk Abraham Blencke, de secretaris van de Groninger kamer van de West-Indische Compagnie (WIC). Na deze beschuldigingen deed hij een greep in de kas van de WIC en nam de benen. Begrijpelijk, als je weet wat hem te wachten stond. Bronnen uit die tijd beschrijven met een sadistisch genoegen in detail de straf die de ‘sodomieten’ te wachten stond. Te gruwelijk om hier te herhalen.

Abraham Blencke werd in Groningen verketterd. In de marge van een lijst van functionarissen uit 1730 staat bij zijn naam aangetekend ‘om de stomme zonde gevlugt’. Zijn zoon Hendrik Gerrit schaamde zich zo voor zijn vader dat hij de naam van zijn moeder aannam: Van Bulderen. Wel zou hij zijn vader opvolgen als secretaris van de WIC.

Hugo Carnilas zeid zeer wel dat het een stomme zonde gezegd word omdat men van die misdaad, niet opentlyk spreken moet, als zynde een schelmstuk dat door kuische en eerlyke oren niet behoort genoemt te worden. En dat zo de nood het spreken vordert, men de uiterste voorzigigheit moet aanwenden om geen reine oren te quetzen.

Met andere woorden, homoseksualiteit was een misdaad waar eigenlijk maar niet over gesproken moest worden, om de ‘onschuldige’ mensen niet te bederven. Deed je dat wel, dan moest dat voorzichtig en stiekem gebeuren.

Deze blog is te danken aan het onderzoek van Lieuwe Jongsma (Publieksadviseur Groninger Archieven) en Michiel Teeuw (ontwerper en kunstenaar).